1972 (1991 heruitgave, MCA Records)

“Argus”, het derde album van de Britse rockband Wishbone Ash roept de nodige vragen op, vragen die allemaal te herleiden zijn tot die ene hamvraag: waarom beschouwen velen deze plaat uit 1972 als een meesterwerk? Ik zal een poging doen uiteen te zetten waarom ik denk dat dit zo is.
Alles op “Argus” grijpt zo schitterend in elkaar en dat begint al bij de titel en de tot de verbeelding sprekende hoes. Het album is vernoemd naar de mythologische figuur Argus, de man die met z’n honderd ogen alles nauwlettend in de gaten hield. Op de hoes van het album zie je een middeleeuwse soldaat de wacht houden bovenaan bij een grote vallei. Je kan je afvragen welk gevaar hij verwacht en wat hij er tegen uit wil richten met z’n harpoen. Het is een sfeervolle afbeelding die door het feit dat de man vanaf z’n rug is gefotografeerd ook gezien kan worden als jouw persoonlijke bewaker. De hoes draagt een zekere romantiek in zich mee en die sluit goed aan bij de mengeling van progressieve rock, folk en hardrock die de band op het album laat horen.
Op “Argus” is het een heen en weer gaan van dromerige akoestische passages en dampende rock vol tweestemmige gitaarlijnen van Andy Powell en Ted Turner, zonder dat het ook maar ergens echt heftig wordt. Ook de vaak twee- of driestemmige zang kent deze gelaagdheid. Degene die alles sterk in verbinding stelt met de drums van Steve Upton is de fenomenale bassist Martin Turner. Zo is dit “Argus” een stortvloed van subtiele uitgekiende rock die vooral aanstekelijk lekker klinkt, zeven nummers die elk op z’n beurt tekstueel een plaatsje hebben in het overkoepelend thema ‘zien’.
Opener Time Was heeft een nostalgische tekst over een beëindigde relatie waar op teruggekeken wordt. Het meer dan negen minuten durende nummer laat precies horen waarmee Wishbone Ash op dit album de harten zo verovert. Een akoestisch begin en een lange passage rock vallen je ten deel en al vijftig jaar blijft dit nummer z’n uitwerking hebben. Het daaropvolgende Sometime World heeft eenzelfde opbouw, wel heeft het juist een tekst over het vooruitkijken naar de toekomst. Het heeft een dampende gloed waarbij de stuwende basgitaar en de Yes-achtige samenzang opvallen. Het album gaat verder met het springerige Blowin’ Free hetgeen maar aangeeft met hoeveel variatie de composities zijn neergezet en ook tekstueel weet men steeds een ander perspectief te kiezen. Zo gaat Blowin’ Free over het verlangen naar een kansloze liefde.
Het is verbazingwekkend hoe nauw Wishbone Ash met z’n heerlijke gitaarrock weet aan te sluiten bij de uitstraling van de hoes en dan moet de B-kant nog beginnen. Twee nummers, geheel in Ash-stijl, zijn magnifiek en ik weet niet of het komt omdat ik er mee vergroeit ben maar volgens mij zijn het klassiekers. Ik heb het hier uiteraard over The King Will Come en Throw Down The Sword met daarin een gastrol van John Tout (Renaissance) op orgel. Doodknuffelen is gelukkig niet mogelijk, ze blijven uitdeuken.
“Argus” is een bovengemiddeld goed album dat mij steeds doet terugdenken aan m’n goede jeugdjaren. En dan dient die magere bonustrack zich aan. No Easy Road, de B-kant van de single Blowin’ Free, mag de veters nog niet strikken van de soldaat op de hoes van het meesterwerk dat “Argus” is.
© Dick van der Heijde 2022