2007 (Bloodfish Records)

Er valt een heleboel te vertellen over “Doomsday Afternoon”, het zesde album van het uit Amerika afkomstige Phideaux. Dat ga ik dan ook met liefde doen. Allereerst de bezetting. Hoewel Phideaux gedurende de eerste albums nog een project was van multi-instrumentalist Phideaux Xavier en drummer Rich Hutchins aangevuld met de nodige gastmuzikanten, zien we op “Doomsday Afternoon” dat Phideaux is verworden tot een 9- koppige band. Aangezien de meeste bandleden voorheen het project van dienst waren, weten ze de muziek te geven wat ze nodig heeft. Alles past als een bus. Er is fraai gitaarwerk van de meesterlijke Gabriel Moffat die tevens de vaste producer van de band is, we horen Mellotron en Moog met de sensatie alsof we deze instrumenten nog nooit gehoord hebben, de piano draait er overuren en de vocale verrichtingen van de dames geven dit album ook al z’n pracht.
Het aantal gastmuzikanten is er echter niet minder om. Wat een groot verschil maakt ten opzichte van de meeste albums is de aanwezigheid van een orkest en ook de zang- en vioolpartijen van Matthew Parmenter zijn er van toegevoegde waarde, evenals de toetsenfratsen van Martin Orford in het prachtige Formaldehyde. Je kan je kont nog niet keren of het is mooi op de plaat. Gedurende 66 minuten sta je bloot aan een charmeoffensief van progressieve artrock, folk en psychedelica met veel mooie melodieën en uitmuntende orkestraties. Arrangementtechnisch zit deze muziek boordevol smakelijkheden maar geen enkele partij overheerst of heeft de bedoeling zichzelf in de etalage te zetten. Het resultaat is een mooie pastelgetinte mengeling van Pink Floyd, Moody Blues en de orkestrale nummers van Caravan.
Dit tien nummers tellende album is het tweede deel van een trilogie die over een door de overheid kapotgemaakte wereld gaat waarin je niet wilt leven. “Doomsday Afternoon” is trouwens een titel die niet geheel ontoevallig lijkt op die van het Moody Blues-liedje Tuesday Afternoon. Daar is dan ook alles mee gezegd want de teksten hier zijn vele malen grimmiger. Terug naar de tekentafel.
Het album is opgedeeld in twee ‘acts’. In een licht verteerbare complexiteit is het een veelheid aan tempo- en sfeerwisselingen inclusief dat bepaalde thema’s meerdere malen in het album opduiken. Het is mooi om te horen hoe bassist Matthew Kennedy en drummer Rich Hutchins hierin voortreffelijk bezig zijn. Bij een complex album als dit hoort een overtuigende opening en die krijg je dan ook.
Zo komt het eerste nummer, het elf minuten durende Micro Softdeathstar, over als een ouverture en direct zit je tot over je oren in het subtiele sfeertje van het album. De leadzang van Matthew Parmenter is ongelooflijk in balans met de muziek en dat schept vertrouwen voor de rest van het album. Ook met het daaropvolgende The Doctrine Of Eternal Ice laat de band het niet afweten. Deze tamelijk korte instrumentale track bevat eenvoudig pianospel met een overheerlijke gitaarsolo. Het orkest is hier ondraaglijk mooi waarbij opgemerkt moet worden dat er geen trombones gebruikt zijn maar dat er middels twee Franse hoorns gekozen is voor milder klinkende instrumenten. De melancholie spuit je boxen uit en het houdt niet op. Candybrain is erg intrigerend dankzij de zang van o.a. Phideaux Xavier zelf, maar het wonderschone Crumble gaat alle perken te buiten. Hoe kan zo’n eenvoudig pianothema zo hard binnenkomen? Daarna sluit de eerste ‘act’ af met het tweede deel van The Doctrine Of Eternal Ice. Dit is de vocale versie en duurt vijf minuten langer dan het eerste deel. Let vooral op het uitbundige gitaarwerk van Joel Weinstein.
‘Act 2’ gaat van start met wederom een sterk nummer. Thank You For The Evil heeft een strak ritme dat de fraaie opbouw van het nummer mooi omlijst. De zang van Matthew Parmenter sleept het voort en het slot zegt halleluja middels gaaf spel op de Moog. Het overgangsnummer A Wasteland Of Memories leidt tot de drie finalestukken. Er is een geweldige vocale versie van Crumble die je als luisteraar helemaal week maakt. De track die daarop volgt is eerdergenoemde Formaldehyde, een Mike Oldfield-achtige song met naast Martin Orford op synthesizer ook een prachtige gastrol van Stephen Dundon op dwarsfluit. Op dat moment is de sfeer lekker intens en dat past bij het concept van de plaat. De daadwerkelijke afsluiter Microdeath Softstar onderstreept nog eens hoe geraffineerd alles in elkaar steekt. Hoor hoe de drums met een wat haastige timing de boel opjagen en hoor hoe viool en gitaar hier doorheen rauzen. Het slot zal menig hart doen huppelen aangezien de beginmaten van het album er herhaald worden.
“Doomsday Afternoon” neemt een bijzondere plaats in als het gaat om de ranking. Zowel in de eigen discografie als qua mondiale waardering is het album een hoogvlieger. Al vanaf z’n release in 2007 ben ik erg blij met het album in m’n collectie. Door mijn laag-voor-laag manier van recenseren heb ik het album nog meer weten te waarderen. Een plaatsje in mijn top vijf allertijden is dan ook meer dan terecht. Zo kan hij wel weer van der Heijdetje.
© Dick van der Heijde 2023