(2017 eigen beheer)
Hou je van de muziek van bijvoorbeeld Soft Machine of Jeff Beck, of van jazzrock in het algemeen, blijf dan aan de lijn, het is voor je eigen bestwil. Ook de gemiddelde muziekfanaat zal vast en zeker het nodige op het hier besproken album kunnen vinden om zijn of haar hart aan op te halen. Maar waar hebben we het eigenlijk over? Even wat info.
“Poaaff: The Attic Chronicles” uit 2017 is het tweede album van drummer Dennis de Graaff.
Het opmerkelijke aan al z’n albums (op het moment van dit schrijven zijn dat er zes) is dat hij er geen stokje op heeft aangeraakt. De Graaff doet namelijk alles met plug-ins, echt alles. Ook de drums, het is puur knoppenwerk wat je hoort, maar tjonge jonge wat klinkt het allemaal geweldig. Met m’n hand op m’n hart: ik heb nog nooit een drumcomputer zo fantastisch geprogrammeerd zien zijn. Het is een dynamische aaneenschakeling van alles wat drumwerk zo interessant maakt. Triolen, paradiddles, syncopen, tegendraadse ritmes, lekkere grooves en scherpe fills, ze zijn er heel veel schering en nog meer inslag.
De basis voor het album gaat terug naar de jams die de Graaff in de periode 1998-2004 had met Ronald Post, een bevriend gitarist. Gesleuteld werd aan vijf lijvige jazzrocknummers van eigen compositie.
In de jaren daarna heeft de Graaff deze jams met de nodige herarrangementen als een soort remake opnieuw neergezet. Van de oorspronkelijke opname is dus auditief niks terug te horen op het album, qua inspiratie echter is de Graaff met z’n gitaarplug-ins zo dicht mogelijk bij de beroeringen van z’n vriend gebleven. Het zijn partijen met een enorme diepgang, een voortreffelijke virtuositeit en veel, veel smaak. Daarnaast heeft hij nog vier intermezzo’s en een grootse finale aan het album toegevoegd.
Vaak zie je dat extreem goede muzikanten niet bepaald evenredig getalenteerde componisten zijn. Voor de Graaff gaat die vlieger absoluut niet op, de dekselse drummer is een briljante componist. Ik was zelfs even in de waan dat het om materiaal ging van de grote jongens, zo goed is het. Alles klinkt gestroomlijnd en is getooid met sterke melodieën en harmonieën. De Graaff heeft de muziek met de grootst mogelijke zorg in elkaar gezet en uitgewerkt. Dat hij z’n creativiteit maximaal heeft ingezet is dan ook een zegen.
Zo zet opener The Black Hole je na een minimalistische minuut op het puntje van je stoel door het geluid van een fretloze basgitaar en enkele filmische metalriffs. Het daadwerkelijke nummer dat volgt is een zalige opstapeling van Jeff Beck-achtige gitaarklanken. In het indrukwekkende Backwards (dit is niet het Soft Machine-nummer) zit een opmerkelijke passage met een lichtvoetige groove. Met dit moment wordt het jamkarakter van de muziek nog eens onderstreept en dat is knap voor een man alleen. Met het grappig getitelde Get Jeff Back lijkt de Graaff een hommage te doen aan de machtige gitarist Jeff Beck maar dat is het gehele album eigenlijk al het geval. Van de vijf nummers die gebaseerd zijn op de jams is One Afternoon Walk naar mijn idee het leukste.
De intermezzo’s zijn kortere, minder complexe nummers in de lijn van de grote tracks. Het zijn echt prima nummers om de zinnen bij te verzetten, aangezien het grote materiaal nogal veel van je aandacht vergt. Een wat vreemde eend in de bijt is Intermezzo 3 (Percussion 101). Hier horen we een filmische onderlaag van toetsen met een kilo drums eroverheen. Het is heerlijke ‘de Graaff-suspense’ zoals we die later op met name zijn “Storm”-album vaker zullen horen. Het album sluit af met het epische The Final Grand waar de Graaff je halfdood kietelt met z’n ontzagwekkende plug-ins. Het is om tureluurs van te worden, zeg ik met de duimen skyhigh.
Nu de recensie ten einde is, is een digitaal sprintje naar de luisterknop niet te vermijden.
Doe dat maar gewoon: het is voor je eigen bestwil.
© Dick van der Heijde 2022