1976 (Charisma)

Sommige mensen kijken alsof ze water zien branden als ze te horen krijgen dat Peter Gabriel de eerste zanger van Genesis was. Voor hen is Genesis dat raar achter elkaar lopende trio dat met Phil Collins in de jaren 80 en 90 hits scoorde als Mama, Land Of Confusion en I Can’t Dance. De kans is nihil dat zij weten dat Genesis na het vertrek van Gabriel in 1975 nog enige tijd als kwartet heeft bestaan. Wie zegt u, Steve Hackett? Voor de gemiddelde symfo-liefhebber is het echter allemaal gesneden koek. Steve Hackett is uiteraard de creatieve gitarist waar Genesis tot 1977 goede sier mee maakte.
Het hier besproken “Wind & Wuthering” uit 1976, het achtste album van de band, is de laatste volledige studio-vrucht waaraan de virtuoze gitarist meewerkte. Eén en ander had alles te maken met het gebruikelijke gekissebis over wiens composities door de interne ballotagecommissie kwamen. Met name toetsenist Tony Banks was niet al te gecharmeerd van het materiaal waar Hackett mee aan kwam en dat frustreerde de gitarist enorm. Het resultaat was dat “Wind & Wuthering” werd aangekleed met relatief weinig gitaarpartijen en een heleboel toetsenberoeringen.
“Wind & Wuthering” werd met een uitstekend geluid opgenomen in de Relight studio te Hilvarenbeek en net als voorganger “A Trick Of The Tail” afgemixt in de fameuze Trident studio in Londen. Er kwamen twaalf nummers op band, negen nummers haalden het album en drie stuks kwamen als left-over terecht op de ep “Spot The Pigeon”.
Het album kent een prima variatie en dat komt voornamelijk omdat alle bandleden hun compositorische bijdrage hadden. Grootste gemene delers zijn de melancholieke toetsenpartijen (je struikelt over de mellotron-akkoorden) en de intens gebrachte zanglijnen. Toch zijn het niet alleen deze zaken die de kar trekken. Daarnaast worden de oren veelvuldig, zo niet constant, vertroeteld door gave drumritmes, melodieuze en bombastische bassen en een grote variëteit aan gitaren (elektrische, 12-snarige en klassieke). Om het plaatje compleet te maken: er zijn ook invullingen op kalimba en auto-harp, al wordt nergens precies aangegeven waar. Niet dat dat er toe doet. Het duurt op zich al een mensenleven wil je alle pracht van het album absorberen.
Het intro van opener Eleventh Earl Of Mar spitst met z’n gitaartonen direct de oren. Als de Mellotron is aangezwollen, barst het daadwerkelijke nummer los met lekker orgelspel, puntige drums en gedreven zang. Ook zijn er fraaie momenten met elektrische gitaar en voor je het weet zit je middenin een dromerig tussenstuk. Bombastische akkoorden doen je terugkeren naar het feitelijke nummer en als dan One For The Vine zich aandient, blijkt eens temeer welke handenbinders de heren van Genesis eigenlijk zijn. Constant vragen ze je aandacht. Het bijna 10 minuten durende werkstuk kan niet anders dan dat het met bladgoud is geschreven. Deze door Banks gecomponeerde mini-epic is in het begin erg piano-georiënteerd. Vervolgens worden deze wonderschone minuten afgelost door een geniaal stuk drumwerk dat vol syncopen zit. Uiteindelijk volgt een opzwepende passage waarin Banks z’n synthesizers buitengewoon fraai aanspreekt. In het laatste gedeelte wordt nog eens onderstreept hoe fantastisch dit nummer is.
Het door Mike Rutherford geschreven Your Own Special Way is een heel ander soort nummer. Deze zwierige ballade is nogal songmatig van structuur, het is dan ook op single uitgebracht destijds. Dankzij een fraai arrangement verdient dit nummer z’n plaats op het album. “Wind & Wuthering” is in elkaar gezet volgens de lp-structuur. Zo kwam het instrumentale Wot Gorilla? aan het eind van kant A terecht. Deze song heeft een Brand X-achtige vibe met een surplus aan toetsenpartijen.
De band gaat lustig verder met All In A Mouse’s Night, de opener van kant b. Het is een tamelijk verhalend nummer met alleen in de redelijk forse finale een muzikale uitspatting. Deze is dan weer wel watertandend lekker. Dat mag ook wel want het gros van het nummer klinkt nogal als een voorbode op wat er in de volgende jaren komen gaat. Blood On The Rooftops opent met spel op de klassieke gitaar, niet zo verwonderlijk: Steve Hackett is namelijk de componist. Erg mooi zijn de gedragen ‘let’s skip the news boy’-stukken met fraaie Mellotron en kilo’s romantiek. De drie daaropvolgende nummers zitten allen aan elkaar vast en vormen zodoende een drieluik. De eerste twee nummers zijn instrumentaal. Unquiet Slumbers For The Sleepers klinkt weids, New Age-achtig en in In That Quiet Earth waar de band in vol ornaat aantreedt is Hackett op z’n allerbest. Het afsluitende Afterglow mag voor velen gelden als het mooiste liefdesliedje dat Phil Collins ooit heeft gezongen. Het gedragen nummer steunt op gebroken gitaarakkoorden en om de Mellotron van dienst te zijn zingen de heren zelf ook nog wat woordloze klanken. Het is een machtig slot aan een monumentaal album.
Het is ongelofelijk jammer dat dit album qua stijl de laatste der Mohikanen is in het Genesis kamp. Wellicht is “Wind & Wuthering” hierdoor nog een stuk mooier dan dat hij al is.
© Dick van der Heijde 2022