1973 (Charisma)

Als puber raakte ik helemaal in de ban van de muziek die de Engelse symfoband Genesis in de jaren 70 maakte. Hun albums van destijds hadden een enorme aantrekkingskracht op mij, het was tegen het absurde aan. Wat een betovering ging daar van uit, niet normaal. Die tingelende 12-snarige akoestische gitaren, dat pastorale maar toch ook wulpse orgelspel, dat eigenzinnige lyrische gitaarwerk, die expressieve zang en dat wervelende drumwerk hebben voor mij de norm bepaald. Daarna is deze schoonheid wat mij betreft nooit meer overtroffen, ook niet door de band zelf. De jaren 70 en Genesis, man toch. Ik ben blij dat ik die periode bewust heb meegemaakt en dat geeft me ook enige rechtvaardiging voor m’n enthousiasme. Ik heb me voorgenomen om al hun albums uit die tijd te recenseren en deze keer is het de beurt aan “Selling England By The Pound” uit 1973, hun vijfde studioalbum.
Ik moet met m’n hand op het hart toegeven dat “Selling England By The Pound” voor mij het hoogtepunt is binnen het Genesis-oeuvre. Wat zeg ik? In m’n collectie zal je geen parel tegenkomen die meer blinkt. De reden daartoe is eigenlijk heel simpel: het album laat een surplus aan magische momenten horen die op hun beurt wonderlijk aan elkaar geregen zijn.
Can you tell me where my country lies? zingt Peter Gabriel a capella aan het begin van opener Dancing With The Moonlit Knight. Het rollenspel dat op het gehele album aanwezig is gaat van start en terwijl je kennis maakt met de the Queen of Maybe nemen subtiele akoestische gitaren en lyrische loopjes van de elektrische zessnaar je mee het album in. De piano mengt zich in het geheel en ook de drums laten zich gelden. Gitarist Steve Hackett laat z’n creativiteit de vrije loop en komt met een aantal opmerkelijke riffs die dan weer prachtig samen gaan met de Mellotron van Tony Banks. Zo monumentaal hoor je de witte kast niet vaak en the fat old lady outside the saloon zal voor eeuwig blij met zichzelf zijn. Het nummer heeft een dromerig slot en dat is een juiste overgang naar het daaropvolgende nummer.
I Know What I Like (In Your Wardrobe) is de eerste single waarmee Genesis in de charts terecht kwam. Het op de psychedelische klanken van o.a. een elektrische sitar en de nodige handpercussie drijvende nummer behaalde slechts een 21ste plaats in het Verenigd Koninkrijk. Ik vind het niet verkeerd en kan dan ook goed begrijpen dat de heren van Genesis op hun album een luchtigere track wilden. Vanaf die tijd stond het nummer steevast tijdens concerten op de setlist waar het altijd uitgebouwd werd naar een dampende medley. Genoeg over het nummer, over naar de derde compositie van het album.
Het piano-intro van Firth Of Fifth is zo wonderschoon dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat de band hier nog overheen kan en toch gebeurt dat. Het middenstuk met zijn gedragen orgelakkoorden is magnifiek, de ideale ondergrond voor Gabriel om met zijn prachtige stem een beeldende tekst aan het nummer toe te voegen. Firth Of Fifth zit vol dynamische variatie. Erg mooi is de passage met de dwarsfluit die uitmondt in een euforisch toetsenthema. En dan? En dan? Dan laat Hackett een gitaarsolo horen die zo lyrisch en melodieus is dat het nummer iets hemels krijgt, een onbeschrijfbaar gevoel.
De A-kant van de lp sluit af met het door Phil Collins gezongen More Fool Me. We horen hier oneerbiedig gezegd een kampvuurliedje, echter de combinatie van Mike Rutherford op akoestische gitaar en de bezielde stem van Collins maakt het een fonkelend miniatuurtje.
Als we de plaat hebben omgedraaid blijkt dat Genesis gewoon lekker door gaat met het neerzetten van kwaliteitsmuziek. De B-kant wordt gedomineerd door twee epics van elk bijna twaalf minuten lang. The Battle Of Epping Forest doet je in een bos wanen waar twee rivaliserende gangs elkaar ontmoeten voor een potje matten. Gabriel kon hierover echter geen documentatie vinden en schreef een fictieve tekst. De vele rijmwoorden en typetjes leveren een tot de verbeelding sprekend schrijfsel op. Dit resulteert in een nummer dat vol tempo- en sfeerwisselingen zit en hierdoor enigszins overkomt als een muzikaal stripboek. Het is een erg vermakelijk nummer waar de verrichtingen van Bob the Nob, Nick the Prick, Harold Demure en vele anderen heerlijk ondersteund worden door een veelheid aan hoofdzakelijk orgelklanken.
De grootste mate van symfonische verwennerij vinden we terug in The Cinema Show. Prachtige 12-snarige gitaren krijgen gezelschap van dwarsfluit en hobo op een kippenveltrekkende manier en wapen je maar want je huid gaat het nog zwaar krijgen. Gedurende meer dan vier minuten blijkt Tony Banks er de tijd van zijn leven te hebben achter zijn ARP Pro Soloist. Deze solo moet het vooral hebben van z’n smaak en dan scheelt het een slok op een borrel dat de ritmische ondersteuning door de geweldige Phil Collins is gedaan. De twee stuwen elkaar naar grote hoogte en ondertussen dendert het 7/8ste ritme maar door. Fenomenale prog, beter ga je het echt niet krijgen als je een toetsenliker bent.
Met Hackett aan boord kunnen de gitaarliefhebbers op “Selling England By The Pound” ook flink genieten al valt het album wel in de categorie ‘toetsengedomineerd’. Een erg fraai nummer is het instrumentale After The Ordeal, dat tussen de twee epics in een mooi plaatsje is voor Hackett om zich te tonen. Het eerste gedeelte speelt hij op de nylon gitaar, oftewel de klassieke, waarna hij op de elektrische verder gaat. In dit Hackettiaanse moment komt zijn gevoel voor de noot goed naar voren.
Het album sluit af met Aisle Of Plenty, een korte reprise van een akkoordenreeks uit Dancing With The Moonlit Knight maar dan met een andere tekst. Het cirkeltje is rond. Lovit. Het album is conceptmatig en gaat over het verval van de Engelse volkscultuur en een toename van de amerikanisering. Sommigen vinden het allemaal nogal arty varty maar ik praat namens velen als ik zeg dat achter de typisch Engelse hoesschildering van Betty Swanwick een meer dan briljant album schuilgaat.
© Dick van der Heijde 2023