
Het grappig getitelde “For Girls Who Grow Plump In The Night“ is het vijfde album van de Britse Canterbury progband Caravan. De plaat verscheen op 5 oktober 1973 op Deram Records, het label waar ook onder andere Camel gehuisvest was. Aanvankelijk was het de bedoeling om de dame op de hoes naakt te portretteren. Deram was het daar niet zo mee eens en het zwangere model kreeg een nachtpon aan. Hoewel ik dat met terugwerkende kracht buitengewoon jammer vind, ben ik al sinds jaar en dag verslingerd aan het album en dat heeft alles te maken met de ongenaakbare charme van de muziek erop.
Alles op het album staat in het teken van de rigoureuze veranderingen in de bezetting van de band. Zanger/bassist Richard Sinclair en toetsenist Steve Miller hadden na het wat meer jazzy getinte “Waterloo Lily” Caravan namelijk verlaten. Allereerst werd de jonge Geoffrey Richardson met z’n altviool aangetrokken en vervolgens kwamen toetsenist Derek Austin en bassist Stuart Evans erbij. Die laatste twee waren echter geen lang leven beschoren bij de band en vervolgens formeerde Caravan de bezetting die op het hier besproken album aanwezig is. Naast oudgedienden zanger/gitarist Pye Hastings en drummer Richard Coughlan zijn dat toetsenist David Sinclair, eerdergenoemde Richardson en de voortreffelijke bassist John G. Perry. Feitelijk zijn er dus maar liefst drie nieuwe leden te horen, hoewel oerlid David Sinclair (de koning van het fuzzy orgel) tot veler genoegen weer terug op het nest. Echt nieuw is hij dus niet. Verder is er een waslijst aan meewerkende artiesten te horen. Zo is er op bepaalde momenten een flinke blazerssectie en een heus orkest gebruikt.
Dat heel deze samenstelling z’n weerslag heeft gehad op het muzikale van het album mag logisch heten. Pye Hastings had volop de ruimte, niet alleen als muzikant, vooral als componist. Het leeuwendeel van de nummers is dan ook door hem geschreven wat inhoudt dat de muziek meer rockt maar ook romantischer is. De typische Canterbury-sound met stuwende ritmes en wulps toetsenspel is gelukkig nooit ver weg. Ook is er de nodige humor en lichtvoetigheid in de muziek terug te horen, terwijl Caravan altijd wel iets kunstzinnigs in zich heeft. Laat je niet op het verkeerde been zetten. Het spel van Richardson op de altviool geeft de muziek weliswaar een lekker folky randje, er is geen expliciete folk.
Wat horen we dan wel? Opener Memory Lain, Hugh / Headloss is direct een aantrekkelijke compositie van meer dan negen minuten. Lekkere riffs van de gitaar gaan er hand in hand met de kronkels van de altviool en vervolgens is er een overheerlijke orgelsolo in onvervalste Caravan-stijl.Tevens is er prima ondersteuning van acht door Jimmy Hastings gearrangeerde blazers. Een fijn moment is er als de drums en de dwarsfluit samen een paar breaks verzorgen. Met het Headloss-gedeelte gaat het tempo omhoog en aan het eind ervan zit een duel van gitaar en viool. Het daaropvolgende Hoedown is een wat springerig niemendalletje en Surprise, Surprise mag gelden als broeierige ballade waarbij de slidegitaar zeker sfeerverhogend werkt. Over sfeer gesproken: de tekst van C’thlu Thlu is ronduit creepy, al heeft deze niks met de titel te maken. C’thlu Thlu is namelijk een door H.P. Lovecraft gecreëerd monster uit de onderwereld, een lugubere octopus. Muzikaal klinkt het nummer nogal dreigend en psychedelisch.
The Dog, The Dog, He’s At It Again is zogezegd een popsong, ik vind het een geweldige popsong. Niet alleen omdat de dubbelzinnige tekst eigenlijk over een seksuele daad gaat maar vooral vanwege dat gave toetsenspel in het tussenstuk. Ook het door elkaar zingen van Pye Hastings en John G. Perry heeft een positief effect. Gedurende het gehele album laat Perry al horen een perfecte vocale tegenpartij te zijn voor Hastings. In het stevige Be All Right mag hij de leadzang doen. Hij doet dat voortreffelijk. Zijn stem past erg goed bij de krachtige sfeer die het nummer uitstraalt. Het gaat naadloos over in het bedwelmende, door conga’s voortgedreven Chance Of A Lifetime. Dit nummer zou je bijna uitroepen tot hoogtepunt van het album omdat het zo mooi is maar dan dient de epische afsluiter L’Auberge Du Sanglier zich aan. Twee gedeelten schieten door het wolkendek: A Hunting We Shall Go met z’n uitzinnige gitaarsolo en Backwards waar de synthesizer en het prachtige orkest je bijna doen vergeten dat je eigenlijk naar een cover van Soft Machine zit te luisteren. Het past als gegoten.
“For Girls Who Grow Plump In The Night” heeft een fantastische melange te bieden van epics, ballads, popsongs, psychedelica, hardrock en klassieke muziek. Dat alles weet Caravan naar voren te brengen op een album van ruim 44 minuten. Ik leerde de band en de LP kennen ergens halverwege de jaren 70. Nog steeds weet hun unieke muziek me in de greep te houden en ik ben er van overtuigd dat deze me nooit meer los zal laten.
© Dick van der Heijde 2022