2005 (Cyclops Records)
Een album dat ik altijd graag hoor is “Crying Of The Whales” van de Duitse progband Abarax, dit omdat het concept over het leed dat wij als mens walvissen aandoen voortreffelijk is neergezet. De heren van Abarax komen op hun debuutalbum met een zwaar door Pink Floyd geïnspireerd bandgeluid dat een mengeling is van melodieuze progressieve rock en psychedelische passages. Ondanks dat de sfeer over het algemeen nogal gedragen is en slechts twee van de acht nummers wat meer pit hebben, is een gebrek aan variatie op het album eigenlijk nooit een issue. Sterke zanglijnen, formidabele gitaarsolo’s en vernuftige composities houden je een dik uur aan de boxen gekluisterd. O ja, en natuurlijk het tot de verbeelding sprekende concept.
Welk vlees hebben we eigenlijk in de kuip? Centraal bij Abarax staan vader en zoon Grasekamp, pa Udo op toetsen en zoon Dennis op leadgitaar bas en drums. Samen met tekstschrijver en medegitarist Howard Hanks hebben zij Abarax in 2003 opgericht vanuit hun band Taste Of Timeless zo van: als Pink Floyd hun fans niet van nieuw materiaal voorziet, doen we het zelf wel. Na twee jaar van onderzoek en hersenspinsels omtrent de muziek waarin ook zanger André Blaeute aan de band is toegevoegd zijn de opnamen van hun debuutalbum een feit. Een jaar later verschijnt in februari 2006 op het Cyclops-label het hier besproken “Crying Of The Whales”.
In het eerste nummer Crying Of The Whales part 1 komt het warme, haast bluesy gitaarwerk samen met het wollige toetsengeluid bijzonder welkom binnen. Het is een aangename klank die duidelijk maakt dat Abarax niet de zoveelste copycat is van Pink Floyd maar dat de muzikanten op integere wijze laten horen dat ze enorm geïnspireerd zijn. Je komt op het gehele album trouwens geen moment tegen dat een andere gedachte oproept. Het blijft allemaal very Abarax. Neem het slepende Journeys End waar het tekstuele perspectief vanuit de walvissen zelf is. Hun vraag om met rust te worden gelaten is zo aandoenlijk, het overwoekert elk ander gevoel en ondertussen sjokt het nummer voort met breedvoerige samenzang en een geweldige gitaarsolo. Aan die solo ligt duidelijk de glorieuze finale van Pink Floyd’s Comfortably Numb ten grondslag, Abarax plaatst het echter in een eigen omgeving. Het twaalf minuten durende Whale Massacre dat volgt is eigenlijk een constante stroom van gitaarpartijen. Het laat goed horen waar Abarax voor staat. De koorachtige samenzang uit het eerste gedeelte, het ruimtelijke stuk met de strakke slaggitaar halverwege en het lekkere orgel tegen het eind kerven een onmiskenbare Abarax-compositie uit.
Na het ambiënte overgangsnummer Part Of Evolution dienen de twee nummers met wat meer pit zich aan, Natures Voice en Point Of No Return. Je zou kunnen zeggen dat Abarax hier een iets andere afslag neemt, ze blijven echter wel in hetzelfde gebied rondrijden.
Met het daaropvolgende All These Walls komen alle emoties van het album tot ontlading. Het nummer heeft lange tijd een ingetogen karakter met akoestische gitaar en stemmige toetsenlijntjes als vormgevers. Uiteindelijk barst het nummer open in een heerlijke gitaarzee met een bijzonder eind. Horen we hier nu een walvis kermen? Ik zeg ja. Het afsluitende Crying Of The Whales part II opent met een dramatisch stuk muziek waaroverheen een tekst wordt uitgesproken. Vervolgens komt Abarax met een reprise van het thema uit het openingsnummer waarna weer een uitstekende gitaarsolo het liedje en daarmee ook het album uitblaast.
Abarax heeft na deze fraaie cd bewezen geen eendagsvlieg te zijn. Vier jaar later verschijnt namelijk de sterke opvolger “Blue Room” en uit betrouwbare bron kan ik melden dat cd drie in de pipeline zit.
© Dick van der Heijde 2022